;
;Voor bedrijven die alleen bedienden tewerkstellen en geen arbeiders is het simpel. Voor hen wijzigt er niets en gelden de afspraken over een aanvullend pensioen niet.
Bedrijven die bedienden tewerkstellen én arbeiders die vallen onder één van de subsectoren waarvoor al een cao aanvullend pensioen afgesloten werd, moeten een aanvullend pensioen beginnen opbouwen voor hun bedienden die in dezelfde ondernemingsactiviteit werken als de betrokken arbeiders. De inning van de patronale bijdrage voor het SAP gebeurt door de RSZ op basis van de werkgeverskengetallen in de DMFA.
Dat heeft tot gevolg dat de werkgevers de verantwoordelijkheid hebben om de kengetallen te controleren en waar nodig aan te passen zodat de inning van de bijdragen op een correcte manier verloopt.
Per technische bedrijfseenheid dient de werkgever na te gaan of de bedienden die eenzelfde ondernemingsactiviteit uitoefenen als hun collega arbeiders, ook hetzelfde kengetal hebben. Voor hen wordt een bijdrage voor een aanvullend pensioen geïnd.
Bedienden in deze bedrijfseenheid die een andere ondernemingsactiviteit uitoefenen dan hun collega arbeiders dienen het kengetal 010 (of in bepaalde gevallen 210) te hebben. Voor hen worden geen bijdragen geïnd.
Voor bedrijven, of technische bedrijfseenheden waar alleen bedienden werken is het eenvoudig. Al die bedienden worden in de DMFA aangegeven onder de code 010.
Voor bedrijven waar meerdere paritaire comités voor de arbeiders van toepassing zijn, rijst de vraag met welke arbeiders de bedienden van pc 200 moeten gelijkgesteld worden. Deze werkgevers moeten het zogenoemde ‘hoofdzakelijkheidsprincipe’ hanteren. Dat betekent dat het SAP voor pc 200 bedienden in overeenstemming gebracht wordt met het aanvullend pensioen van de subsector waarvoor het grootste aantal arbeiders werkt.